Difference between revisions of "Afrikaans and Dutch/Regression tests"

From Apertium
Jump to navigation Jump to search
(Rearranging tests)
 
(10 intermediate revisions by 2 users not shown)
Line 1: Line 1:
==Dutch → Afrikaans==
'''Afrikaans --> Dutch'''
af-nl As jy nie so veel sou eet nie ...
- Als jij niet zo veel zou eten ...
+


===Noun phrases===


* {{test|nl|Een huis.|'n Huis.}}
af-nl Suid-Afrika se hoofstad.
* {{test|nl|Huizen.|Huise.}}
- Zuid-Afrika's hoofdstad.
* {{test|nl|De rode appel.|Die rooi appel.}}
+
* {{test|nl|Een rode appel.|'n Rooi appel.}}
* {{test|nl|Het rode huis.|Die rooi huis.}}
* {{test|nl|Een rood huis.|'n Rooi huis.}}
* {{test|nl|Rode huizen.|Rooi huise.}}
* {{test|nl|Openbaar vervoer.|Openbare vervoer.}}
* {{test|nl|Het openbaar vervoer.|Die openbare vervoer.}}
* {{test|nl|Het openbare vervoer van Amsterdam.|Die openbare vervoer van Amsterdam.}}
* {{test|nl|Een talentvol schrijver.|'n Talentvolle skrywer.}}
* {{test|nl|Dit boek is voor jou.|Dié boek is vir jou.}}


;Compounds


* {{test|nl|Ontwikkelingsplan.|Ontwikkelingsplan.}}
af-nl Ons bure se vrienden se seun.
* {{test|nl|Infrastructuurontwikkelingsplan.|Infrastruktuurontwikkelingsplan.}}
- Onze buren hun vriend zijn zoon.
+


===Questions and interrogatives===


* {{test|nl|Wie mag ik helpen?|Wie mag ek help?}}
af-nl Ek weet nie.
* {{test|nl|Waar is Jan?|Waar is Jan?}}
- Ik weet niet.
+


===Relatives===


* {{test|nl|Geef mij maar alles wat eetbaar is.|Gee my maar alles wat eetbaar is.}}
af-nl Hy bid nooit.
- Hij bidt nooit.
+


===Adverbs===


* {{test|nl|Ze wonen hier.|Hulle woon hier.}}
af-nl Weet jy dit nie?
- Weet jij dit niet?
+


===Prepositions===


* {{test|nl|Landen zoals Engeland en Frankrijk.|Lande soos Engeland en Frankryk.}}
af-nl Ek ken hom nie.
* {{test|nl|De gebouwen van een stad.|Die geboue van 'n stad.}}
- Ik ken hem niet.
+


===Tenses===


* {{test|nl|Ik heb al gegeten.|Ek het al geëet.}}
af-nl Geen mens weet nie.
* {{test|nl|Hij heeft een huis gekocht.|Hy het 'n huis gekoop.}}
- Niemand weet het.
* {{test|nl|Ik heb de boter gesmolten.|Ek het die botter gesmelt.}}
+
* {{test|nl|De boter is gesmolten.|Die botter is gesmelt.}}
* {{test|nl|Hij moet gaan.|Hy moet gaan.}}


===Other===


* {{test|nl|De trein vertrekt om elf uur.|Die trein vertrek om elf uur.}}
af-nl Ek ken nie daardie man nie.
* {{test|nl|Hij is ziek.|Hy is siek.}}
- Ik ken die man niet.
* {{test|nl|Ik weet dat hij ziek is.|Ek weet dat hy siek is.}}
+


==Afrikaans → Dutch==


* {{test|af|Ek het dit versterk.|Ik heb het versterkt.}}
af-nl Jy let nie op nie.
* {{test|af|Ek is besig om dit te versterk.|Ik ben bezig om het te versterken.}}
- Jij let niet op.
+


* {{test|af|Ek werk.|Ik werk.}}
* {{test|af|Jy werk.|Jij werkt.}}
* {{test|af|Hy werk.|Hij werkt.}}
* {{test|af|Ons werk.|Wij werken.}}
* {{test|af|Julle werk.|Jullie werken.}}
* {{test|af|Hulle werk.|Zij werken.}}
* {{test|af|Werk!|Werk!}}
* {{test|af|Ek het nie gewerk nie.|Ik heb niet gewerkt.}}
* {{test|af|Ek sal werk.|Ik zal werken.}}
* {{test|af|Ek het gewerk.|Ik heb gewerkt.}}
* {{test|af|Ek gaan werk.|Ik ga werken.}}
* {{test|af|Hy het nie gekom nie.|Hij is niet gekomen.}}
* {{test|af|Jy let nie op nie.|Jij let niet op.}}
* {{test|af|Hy sal nie kom nie.|Hij zal niet komen.}}
* {{test|af|Hy kom nie.|Hij komt niet.}}
* {{test|af|Ek het nie geweet dat hy sou kom nie.|Ik heb niet geweten dat hij zou komen.}}
* {{test|af|Ek het geweet dat hy nie sou kom nie.|Ik heb geweten dat hij niet zou komen.}}
* {{test|af|Ek weet nie.|Ik weet niet.}}
* {{test|af|Hy bid nooit.|Hij bidt nooit.}}
* {{test|af|Ek ken hom nie.|Ik ken hem niet.}}
* {{test|af|As jy nie so veel sou eet nie ...|Als jij niet zo veel zou eten ...}}
* {{test|af|Suid-Afrika se hoofstad.|Zuid-Afrika's hoofdstad.}}
* {{test|af|Hy kan nie kom nie want hy is siek.|Hij kan niet komen want hij is ziek.}}
* {{test|af|Dis nie so moeilik om Afrikaans te leer nie.|Het is niet zo moeilijk om Afrikaans te leren.}}
* {{test|af|Ek weet niks nie.|Ik weet niks.}}
* {{test|af|Ek ken niemand nie.|Ik ken niemand.}}
* {{test|af|1ste|1ste}}
* {{test|af|2de|2de}}
* {{test|af|7de|7de}}
* {{test|af|8ste|8ste}}
* {{test|af|9de|9de}}
* {{test|af|19de|19de}}
* {{test|af|20ste|20ste}}
* {{test|af|21ste|21ste}}
* {{test|af|100ste|100ste}}
* {{test|af|1533ste|1533ste}}


===Genitives===
af-nl Hy sal nie kom nie.
- Hij zal niet komen.
+


* {{test|af|Duitsland se belangrikste handelsvennoot is Frankryk.|Duitslands belangrijkste handelspartner is Frankrijk.}}
* {{test|af|Johannesburg se internasionale lughawe is die grootste op die vasteland van Afrika.|Johannesburgs internationale luchthaven is de grootste op het vasteland van Afrika.}}
* {{test|af|Die vrou se seun.|De vrouws zoon.}}
* {{test|af|Vrou se seun.|Vrouws zoon.}}


===Als/dan===
af-nl Hy het nie gekom nie.
- Hij is niet gekomen.
+


* {{test|af|Ek is beter as jy.|Ik ben beter dan jij.}}

* {{test|af|Ek is meer betroubaar as jy.|Ik ben betrouwbaarder dan jij.}}
af-nl Hy kom nie.
- Hij komt niet.
+


af-nl Ek het nie geweet dat hy sou kom nie.
- Ik heb niet geweten dat hij zou komen.
+


af-nl Ek het geweet dat hy nie sou kom nie.
- Ik heb geweten dat hij niet zou komen.
+


af-nl Mensen wat nie rook nie lewe lange.
- Mensen die niet roken leven langer.
+


af-nl Hy kan nie kom nie want hy is siek.
- Hij kan niet komen want hij is ziek.
+


af-nl Dis nie so moeilik om Afrikaans te leer nie.
- Het is niet zo moeilijk om Afrikaans te leren.
+


af-nl Ek weet niks nie.
- Ik weet niks.
+


af-nl Ek ken niemand nie.
- Ik ken niemand.
+


af-nl 1ste.
- 1ste.
+


af-nl 2de.
- 2de.
+


af-nl 7de.
- 7de.
+


af-nl 8ste.
- 8ste.
+


af-nl 9de.
- 9de.
+


af-nl 19de.
- 19de.
+


af-nl 20ste.
- 20ste.
+


af-nl 21ste.
- 21ste.
+


af-nl 100ste.
- 100ste.
+


af-nl 1533ste.
- 1533ste.
+


af-nl Duitsland se belangrikste handelsvennoot is Frankryk.
- Duitslands belangrijkste handelspartner is Frankrijk.
+


af-nl Suid-Afrika se besigste hawe is by Durban wat een van die wêreld se diepste natuurlike hawens is.
- Zuid-Afrika's drukste haven is bij Durban wat één van de werelds diepste natuurlijke havens is.
+


af-nl Johannesburg se internasionale lughawe is die grootste op die vasteland van Afrika.
- Johannesburgs internationale luchthaven is de grootste op het vasteland van Afrika.
+


af-nl Die enigste amptelike taal is Spaans, hoewel die immigrante se nasate wat ouer as 40 jaar is, hulle eie taal behou het.
- De enigste officiële taal is Spaans, hoewel immigrantens nazaten die ouder als 40 jaar zijn, hun eigen taal behouden hebben.
+


af-nl 'n Autochtoon is 'n persoon wie se ouers beide in Nederland gebore is en wat self ook in Nederland gebore is.
- Een autochtoon is een persoon wiens ouders beide in Nederland geboren zijn en die zelf ook in Nederland geboren is.
+


af-nl Die stad se eeue-oue multikulturele samelewing geniet wêreldwye aansien.
- De stads eeuwenoude multiculturele samenleving geniet wereldwijd aanzien.
+


af-nl De Beauvoir sê dat hierdie houding vroue se sukses beperk.
- De Beauvoir zei dat deze houding het succes van vrouwen beperkte.
+


af-nl Die uiteindelike baba se geslag, alle uiterlike kenmerke en 'n groot deel van sy karakter is nou reeds vasgestel.
- Het uiteindelijke gelsacht van de baby, alle uiterlijke kenmerken en 'n groot deel van zijn karakter zijn nu reeds vastgesteld.
+


af-nl Die vrou se seun.
- De vrouws zoon.
+


af-nl Vrou se seun.
- Vrouws zoon.
+


af-nl Ek is beter as jy.
- Ik ben beter dan jij.
+


af-nl Ek is meer betroubaar as jy.
- Ik ben betrouwbaarder dan jij.
+
'''Dutch --> Afrikaans'''
+


nl-af Geef mij maar alles wat eetbaar is.
- Gee my maar alles wat eetbaar is.
+


nl-af Het duurste wat er was.
- Die duurste wat daar was.
+


nl-af Hij nam precies datgene wat ik had gewild.
- Hy het presies dies gevat wat ek wou hê.
+


nl-af Dit is waar hij woont.
- Hierdie is waar hy woon.
+


nl-af Kijk, wat een groot gebouw!
- Kyk, wat 'n groot gebou!
+


nl-af Grote mensen en kinderen.
- Grootmense en kinders.
+


nl-af Ze wonen hier.
- Hulle woon hier.
+


nl-af Ik spreek geen Engels.
- Ek praat nie Engels nie.
+


nl-af Hij doet dat wat onbedachtzaam.
- Hy doen daardie wat nie versigtig.
+


nl-af Landen zoals Engeland en Frankrijk.
- Lande soos Engeland en Frankryk.
+


nl-af De gebouwen van een stad.
- Die geboue van 'n stad.
+


nl-af Ik heb al gegeten.
- Ek het al geëet.
+


nl-af Hij heeft een huis gekocht.
- Hy het 'n huis gekoop.
+


nl-af Ik heb de boter gesmolten.
- Ek het die botter gesmelt.
+


nl-af De boter is gesmolten.
- Die botter is gesmelt.
+


nl-af Hij heeft niet geantwoord.
- Hy het nie geantwoord nie.
+


nl-af Dat zou ik niet doen.
- Dit sou ek nie doen nie.
+


nl-af Het zou gaan regenen.
- Dit sou gereën het.
+


nl-af Zal ik eerst gaan?
- Sal ek eerste gaan?
+


nl-af Het zal toch niet werken.
- Dit sal tog nie werk nie.
+


nl-af Dat zal niet gebeuren.
- Dat sal nie gebeur nie.
+


nl-af Ik moet het even aanzien.
- Ek moet dit ewe aansien.
+


nl-af Ik zie dit gedoe even aan.
- Ek sien hierdie gedoe ewe an.
+


nl-af Je hoort het als ik het even heb aangezien.
- Jy hoor dit as ek dit ewe het aangesien.
+


nl-af Hij moet gaan.
- Hy moet gaan.
+


nl-af Moest je nog werken vanavond?
- Moet jy nog werk vanaand?.
+


nl-af Ik wou dat ik dat kon.
- Ek wou dat ek dat kan.
+


nl-af De trein vertrekt om elf uur.
- Die trein vertrek om elf uur.
+


nl-af Ik weet niet of ik moet vertrekken of dat ik het haar moet uitleggen.
- Ek nie weet nie of ek moet vertrek of ek dit haar moes verduidelik.
+


nl-af Hij is steeds aan het werken.
- Hy is steeds aan die werk.
+


nl-af Ik ben ouder dan jij.
- Ek is ouer as jy.
+


nl-af Wat is er nou weer dan?
- Wat is dit nou weer?
+


nl-af Er zijn geen huizen in deze straat.
- Daar is geen huise in dié straat nie.
+


nl-af Hij is ziek.
- Hy is siek.
+


nl-af Ik weet dat hij ziek is.
- Ek weet dat hy siek is.
+


nl-af Hij kan geen Afrikaans spreken.
- Hy kan nie Afrikaans praat nie.
+


nl-af Ik wil dit niet doen.
- Ek wil dit nie doen nie.
+


nl-af Ik ben vandaag naar het strand geweest.
- Ek was vandag by die strand gewees.
+


nl-af De andere kant.
- Die ander kant.
+


nl-af Heb je enig idee wat dat is?
- Het jy enigste idee wat daardie is?
+


nl-af Hij heeft enige dingen laten zien.
- Hy het enkele dinge gelaat sien.
+


nl-af Als je die knop indrukt, gaat de computer uit.
- As jy wat knoppie indrukke, gaan de rekenaar uit.
+


nl-af Melk is goed voor elk.
- Melk is goed voor elk.
+


nl-af Is dat allemaal voor mij?
- Is daardie almal vir my?
+

Latest revision as of 14:08, 8 February 2012

Dutch → Afrikaans[edit]

Noun phrases[edit]

  • (nl) Een huis. → 'n Huis.
  • (nl) Huizen. → Huise.
  • (nl) De rode appel. → Die rooi appel.
  • (nl) Een rode appel. → 'n Rooi appel.
  • (nl) Het rode huis. → Die rooi huis.
  • (nl) Een rood huis. → 'n Rooi huis.
  • (nl) Rode huizen. → Rooi huise.
  • (nl) Openbaar vervoer. → Openbare vervoer.
  • (nl) Het openbaar vervoer. → Die openbare vervoer.
  • (nl) Het openbare vervoer van Amsterdam. → Die openbare vervoer van Amsterdam.
  • (nl) Een talentvol schrijver. → 'n Talentvolle skrywer.
  • (nl) Dit boek is voor jou. → Dié boek is vir jou.
Compounds
  • (nl) Ontwikkelingsplan. → Ontwikkelingsplan.
  • (nl) Infrastructuurontwikkelingsplan. → Infrastruktuurontwikkelingsplan.

Questions and interrogatives[edit]

  • (nl) Wie mag ik helpen? → Wie mag ek help?
  • (nl) Waar is Jan? → Waar is Jan?

Relatives[edit]

  • (nl) Geef mij maar alles wat eetbaar is. → Gee my maar alles wat eetbaar is.

Adverbs[edit]

  • (nl) Ze wonen hier. → Hulle woon hier.

Prepositions[edit]

  • (nl) Landen zoals Engeland en Frankrijk. → Lande soos Engeland en Frankryk.
  • (nl) De gebouwen van een stad. → Die geboue van 'n stad.

Tenses[edit]

  • (nl) Ik heb al gegeten. → Ek het al geëet.
  • (nl) Hij heeft een huis gekocht. → Hy het 'n huis gekoop.
  • (nl) Ik heb de boter gesmolten. → Ek het die botter gesmelt.
  • (nl) De boter is gesmolten. → Die botter is gesmelt.
  • (nl) Hij moet gaan. → Hy moet gaan.

Other[edit]

  • (nl) De trein vertrekt om elf uur. → Die trein vertrek om elf uur.
  • (nl) Hij is ziek. → Hy is siek.
  • (nl) Ik weet dat hij ziek is. → Ek weet dat hy siek is.

Afrikaans → Dutch[edit]

  • (af) Ek het dit versterk. → Ik heb het versterkt.
  • (af) Ek is besig om dit te versterk. → Ik ben bezig om het te versterken.
  • (af) Ek werk. → Ik werk.
  • (af) Jy werk. → Jij werkt.
  • (af) Hy werk. → Hij werkt.
  • (af) Ons werk. → Wij werken.
  • (af) Julle werk. → Jullie werken.
  • (af) Hulle werk. → Zij werken.
  • (af) Werk! → Werk!
  • (af) Ek het nie gewerk nie. → Ik heb niet gewerkt.
  • (af) Ek sal werk. → Ik zal werken.
  • (af) Ek het gewerk. → Ik heb gewerkt.
  • (af) Ek gaan werk. → Ik ga werken.
  • (af) Hy het nie gekom nie. → Hij is niet gekomen.
  • (af) Jy let nie op nie. → Jij let niet op.
  • (af) Hy sal nie kom nie. → Hij zal niet komen.
  • (af) Hy kom nie. → Hij komt niet.
  • (af) Ek het nie geweet dat hy sou kom nie. → Ik heb niet geweten dat hij zou komen.
  • (af) Ek het geweet dat hy nie sou kom nie. → Ik heb geweten dat hij niet zou komen.
  • (af) Ek weet nie. → Ik weet niet.
  • (af) Hy bid nooit. → Hij bidt nooit.
  • (af) Ek ken hom nie. → Ik ken hem niet.
  • (af) As jy nie so veel sou eet nie ... → Als jij niet zo veel zou eten ...
  • (af) Suid-Afrika se hoofstad. → Zuid-Afrika's hoofdstad.
  • (af) Hy kan nie kom nie want hy is siek. → Hij kan niet komen want hij is ziek.
  • (af) Dis nie so moeilik om Afrikaans te leer nie. → Het is niet zo moeilijk om Afrikaans te leren.
  • (af) Ek weet niks nie. → Ik weet niks.
  • (af) Ek ken niemand nie. → Ik ken niemand.
  • (af) 1ste → 1ste
  • (af) 2de → 2de
  • (af) 7de → 7de
  • (af) 8ste → 8ste
  • (af) 9de → 9de
  • (af) 19de → 19de
  • (af) 20ste → 20ste
  • (af) 21ste → 21ste
  • (af) 100ste → 100ste
  • (af) 1533ste → 1533ste

Genitives[edit]

  • (af) Duitsland se belangrikste handelsvennoot is Frankryk. → Duitslands belangrijkste handelspartner is Frankrijk.
  • (af) Johannesburg se internasionale lughawe is die grootste op die vasteland van Afrika. → Johannesburgs internationale luchthaven is de grootste op het vasteland van Afrika.
  • (af) Die vrou se seun. → De vrouws zoon.
  • (af) Vrou se seun. → Vrouws zoon.

Als/dan[edit]

  • (af) Ek is beter as jy. → Ik ben beter dan jij.
  • (af) Ek is meer betroubaar as jy. → Ik ben betrouwbaarder dan jij.